M. de Ruyter

Een brokje geschiedenis...
 

» De Zeeuwse tijd (1607 - 1654)

Michiel de RuyterMichiel Adriaenszoon (later de toevoeging 'De Ruyter' voerend), Nederlands - en misschien wel 's werelds - grootste vlootvoogd aller tijden, zou als onbekend man de geschiedenis en de vergetelheid zijn ingegaan als hij er in 1652 in geslaagd was zijn voornemen de zee vaarwel te zeggen, uit te voeren. Hij was weliswaar een uitstekend zeeman, maar zo waren er velen en die gingen allen naamloos de geschiedenis in. Het zijn de activiteiten die hij na 1652 ontplooide die hem zijn internationale faam bezorgden. Dat wij nochtans nog iets van hem weten uit de periode voor zijn roem als admiraal, is te danken aan zijn biograaf, dominee Gerard Brandt, die in zijn boek van 100 bladzijden slechts 20 wijdde aan de tijd voor Michiel in 1652 - naar hij zelf dacht slechts tijdelijk - weer in 's Lands dienst trad, en nog eens 50 bladzijden aan de tijd van de Eerste Engelse Oorlog en aan de tijd voor hij in 1655 naar Amsterdam verhuisde. Daarom bevinden de meeste verwijzingen naar deze periode van zijn leven zich ook in het Zeeuws Maritiem MuZEEum, te Vlissingen. (info@muzeeum.nl - www.muzeeum.nl)

De latere "Redder van het vervallen Vaderlandt die twee grote Koninkrijken tot driemaal toe de trotse Vlagh deed strijken" was het vijfde kind van een bierdrager en poorter van Vlissingen, "kleyne luyden" dus. Aanvankelijk zag zijn toekomst er niet zo rooskleurig uit. Hij was waarschijnlijk een recalcitrante kwajongen - Bekend is dat hij als 10-jarige de torenspits van de kerk beklom - wiens baldadigheid er toe leidde dat hij van school gestuurd werd en aan het werk moest. Het werd 'draaiersjongen' voor een weekloon van zes stuivers, in de touwslagerij van de Gebr. Lampsins, een Vlissings reders geslacht, met wie zijn toekomst nauw verweven zou blijven, en dat hem ook later toen hij al schipper was nog in dienst had. Zijn tweede dochter, Cornelia huwde zelfs een Johan De Witte, zoon uit het geslacht Lampsins. In dat eerste begin leek die verwantschap nog heel ver............ hij werd ontslagen.

Eindelijk, in 1618, elf jaar oud, zette hij zijn eerste stap naar "waar syn hart naar jookte" de zee. Hij werd hoogbootsmansjongen aan boord van een schip van diezelfde Lampsins. De Nederlandse Gouden Eeuw diende zich aan, De jonge Michiel groeide op in een land dat toen de grootste geesten van haar tijd voortbracht: Maarten Tromp, Constantijn Huygens, Johan van Oldenbarneveldt, Rembrandt, Simon Stevin, Plancius, Sweelinck, Leeghwater, Frans Hals, Hugo de Groot, Coen, Vondel, en vele anderen. De atmosfeer in het rebellerende wingewest van Spanje (we waren nog niet eens onafhankelijk noch internationaal erkend) was ongebreideld energiek op elk gebied en de zeevaart met de recente ontdekkingsreizen en de aanstaande expansie van de economische invloed was in die tijd dé "spits"industrie bij uitstek, zoals de technische industrie in het eind van de negentiende eeuw en de electronische industrie in onze tijd. Michiel voer als bemanning van een bewapende - en dus ook veelvuldig vechtende - koopvaarder, vaak naar Zd.Amerika (Brazilië) en naar het Caraïbische gebied.

Zijn ervaring in de gewapende conflicten deden hem als vijftienjarige besluiten in dienst te treden in het leger van Prins Maurits als busschieter. Hij was bereden, want hij had zelfs zijn eigen paard gekocht. Zijn moeder voerde de bijnaam 'de ruiter' naar haar broer, dus een oom van Michiel, die als ruiter in het leger van de Prins dienst deed en die Michiel waarschijnlijk onder zijn hoede had, en wiens bijnaam hij zelf later ook ging voeren. Hoewel hij buit behaalde, keerde hij na deze ene keer als landsoldaat toch terug naar zee, ditmaal bij 's Lands vloot als hoogbootsmansmaat - onderofficier dus, en later weer naar de koopvaardij.

Hij nam deel aan vele gevechten en werd eenmaal door een piek aan het hoofd gewond. De enige verwonding die hij - vóór de fatale in 1676 - ooit opliep. Hij werd ook eens gevangen genomen, maar wist te ontsnappen en met twee lotgenoten door Frankrijk trekkend, Nederland weer te bereiken. Hij klom verder op in rang zodat hij in 1631 meende een gezin te kunnen stichten. Hij huwde voor de eerste maal, binnen het jaar stierf zijn vrouw in het kraambed en direct daarna zijn dochtertje terwijl hij op zee was. Uit het begin van de dertiger jaren zijn aantekeningen bewaard gebleven waaruit bleek dat hij zich verdiepte in de theoretische mathematische kant van de navigatie ter zee. Hij klom alsmaar op, begon voor het eerst de bijnaam van zijn moeder: De Ruyter, te voeren.

Michiel de Ruyter - Groene LeeuwOp de afbeelding links zie je de Groene Leeuw, een walvisvaarder

In 1633 monstert Machghyel Adriaensen Ruyter als stuurman op de walvisvaarder "De Groene Leeuw" van de Groenlandtsche Compagnie onder schipper Jochem Jansen. Hij is dan 26 jaar met 15 jaar loffelijke staat van dienst als zeeman. Bekwaam, moedig maar niet onbezonnen, gelovig en bovenal, betrouwbaar. Op 8 mei 1633 zeilt "De Groene Leeuw" uit, tesamen met drie andetre Groenlandvaarders. Of de Ruyter in 1634 opnieuw ter walvisvaart is gegaan is niet zeker. Uit het journael van stuurman de Ruyter blijkt dat hij in 1635 opnieuw op de "Groene Leeuw" onder schipper Jochem Jansen ter walvisvaart is gevaren. Het wordt een reis vol tegenslagen. Eerst storm en drijfijs en daarna ingesloten in het ijs. "Wij laghem so vast als of wij daarin ghemetselt waren" schrijft de Ruyter nuchter in zijn journael. Daarna was hij enige tijd supercargo voor Lampsins in Dublin van deze tijd is helemaal niets bekend over zijn verblijf daar. Op 1 juli 1636 huwde hij voor de tweede maal. Zijn bruid was Neeltje Engels, en in 1637 kreeg hij zijn eerste zoon, Adriaen (die al in 1655 zou sterven). Michiel is dan een welgesteld burger. Hij is matig en spaarzaam en heeft een zeer realistische handelsgeest. Bekend is dat hij op 6 mei 1633, drie jaar voor zijn huwelijk met Neeltje, voor niet minder dan zesduizend guldens rentedragende stukken (obligaties) kocht. Neeltje was dus een gegoede burgeres, die echter naast de zorg voor haar jonge kinderen (Adriaen en later, Cornelia, Alida en de jongste: Engel) in de lange tijden van afwezigheid van haar man ook zijn zaken moest behartigen. Een taak die marinevrouwen overal ter wereld tot in de eenentwintigste eeuw nog steeds voor hun mannen vervulden.

Michiel de Ruyter - De Zeven ProvinciënOp de afbeelding rechts zie je de nieuwe "Zeven Provinciën", vlak voor haar vuurdoop in de Vierdaagse Zeeslag, terwijl de kapiteins van de vloot in sloepen naar haar onderweg zijn voor krijgsberaad.

In 1637 diende hij tijdelijk als kaper-kapitein in een klein smaldeel van twee schepen dat door zijn reder Lampsins was ingericht om de Duinkerker kapers aan te vatten. E.e.a. had weinig success en de Ruyter kreeg zelfs - voor de eerste en enige keer - last met 'morrend' zeevolk. Zijn latere bijnaam "Bestevaer" die hij als het ware van Maarten Tromp 'overnam' getuigd van een bevelhebber die geliefd was bij zijn ondergeschikten. In 1640 deed hij met het schip De Vlissingen, waar hij als schipper op voer, een reis naar Brazilië en sloot te Lissabon met een collega een overeenkomst voor samenwerking en gedeelde winsten. Dat lukte niet. Hij voer alleen door naar Pernambuco, de residentie van Graaf Johan Maurits van Nassau, de landvoogd van de Westindische Cie. Hij bracht hout en suiker uit Brazilië, tabak uit de Antillen en brandewijn uit La Rochelle mee naar huis. Michiel de Ruyter was inmiddels een gezeten burger en poorter van Vlissingen geworden, een man van wie men lovend sprak.

In die tijd deed zich een gebeurtenis voor, die als voorloper van zijn latere loopbaan als vlootvoogd kan worden gezien. In 1640 was Portugal tegen de Spaanse overheersing in opstand gekomen en de Staten-Generaal besloten de Portugese koning met een vloot van 20 schepen te helpen. Zeeland zou 4 schepen leveren. De rederij Lampsins liet een schip, de Haze, 360 ton, als oorlogsschip inrichten met 26 kanons en 90 man bemanning. Frederik Hendrik benoemde Michiel als kapitein. Bovendien werd hij voor die tocht ook aangewezen als Schout-bij-Nacht. Die functie werd aan een zeer betrouwbare kapitein gegeven want de Schout-bij-Nacht (Schout = politiecommissaris) moest voorkomen dat lafhartige kapiteins zich aan de strijd onttrokken of "s nachts" er zelfs vandoor gingen vandaar dat deze 'onder'admiraal altijd de achterhoede afsloot, in het engels heet zo'n officier een rear-admiral en in het frans een contre-amiral, het was toentertijd nog geen rang maar een functie met gezag.

Hij was de derde man in de vloot, na admiraal Arnout Gijsels en vice-admiraal Tolck. Het bewijst dat hij als 37-jarige al als een zeer ervaren, bekwaam maar vooral betrouwbaar zeeman werd beschouwd. Toen na allerlei oponthoud en oefenings-manoeuvres de vloot op 12 augustus koers zette naar Portugal schreef de nieuwbakken Schout-bij-Nacht een brief aan de Staten van Zeeland: "Ick sal my als een heerlyck capeteyn in myn harte gedraghen, in de hoope, dat Godt het werck, daer wy om uyt syn gesonden, sal segenen, tot here van ons lieve Vaderlandt." Deze zin kan worden beschouwd als het richtsnoer voor zijn gehele latere roemruchte carrière bij 's Lands vloot en zal worden afgesloten met de even beroemde laatste officièle woorden tot de Staten van Holland, die hij in 1676 uitsprak toen hij uitvoer voor de tocht waar hij zou sneuvelen: "Waer de Heeren Staten hun Vlagh vertrouwen sal ick meyn Leven waaghen". Over deze missie en de weinig glorierijke Slag bij St Vincent kan elders meer worden vernomen.

Na deze teleurstelling ging De Ruyter weer bij de koopvaardij varen. Aanvankelijk bij de Heren Lampsins, maar in 1644 als schipper/eigenaar. Hij had zijn eigen schip, De Salamander, 400 ton en een bemanning van 40 tot 50 eters, gekocht en voer en gedurende 8 jaar mee op West-Indië en Barbarije (Zie verwijzing onder De Salamander). Op 15 september 1650 treft hem een zware persoonlijke slag. Neeltje Engels, moeder van zijn 4 jonge kinderen, overlijdt. Hij wil de zee vaarwel zeggen. Zo denkt Annetje van Gelder, een kapiteins-weduwe, er ook over en op 8 januari 1652 trouwt michiel voor de derde maal. Annetje zal hem nog twee kinderen, Anna en Margaretha, schenken.

Lang mocht die rust echter niet duren.

Inmiddels groeide in Engeland de naijver op de grote bloei die de Zeven Provinciën doormaakte. Dit kon niet anders dan tot moeilijkheden leiden. Al sedert de dagen van de Virgin Queen waren Engelsen en Nederlanders op allerlei gebied elkaars concurrenten. Oliver Cromwell, was Protector van de Engelse staat geworden en streefde een nauwe binding tussen de beide protestantse staten na. De Nederlanders, die goed aanvoelden waar dat op zou neerkomen, wensten op die suggesties niet in te gaan. Een tweede mogelijkheid voor de Engelsen was natuurlijk om de concurrent op directe wijze uit te schakelen, dan behoefde er niet te worden gedeeld. De Acte van Navigatie ("The Act for Increase of Shipping , and Encouragement of the Navigation of this Nation") van 1651 beoogde de macht van de Hollandse koopvaart te breken, o.a. door haar niet onaanzienlijke handel met Engeland practisch uit te sluiten. Dit verscherpte de tegenstellingen.

Na het bekende vlaggenincident tussen de admiraals Maerten Harpertszoon Tromp en Blake brak in 1652 de Eerste Engelse Oorlog uit. 's Lands vloot werd in allerijl versterkt. Om meer evenwicht te brengen in de verdeling van de vlagofficiersfuncties over de vijf admiraliteiten werd het noodzakelijk geacht een extra Zeeuw en een Fries aan te wijzen. Voor de Zeeuw lieten de Staten van Zeeland het oog op de schipper in ruste vallen.Hem was trouwens tevoren al verzocht zich naar Calais te begeven om daar matrozen voor de admiraliteit te werven. "Zoo hy den dienst mocht excuseeren" - daar werd dus een beetje op gerekend - dan dacht men aan Cornelis Evertsen, de broer van de Zeeuwse vice-admiraal Johan Evertsen. En inderdaad, hij toonde zich "gantsch ongeneegen" De heren hielden echter aan en beweerden, dat hij, "die so groote bequaamheit hadt om 't Land dienst te doen, sich als een goedt burger en liefhebber des vaderlandts, nu hy daartoe werd aangezocht, niet behoorde 't zoek te maaken: ook gaf men voor dat het maar om één "toght" zou te doen zyn." Het is bekend dat het niet bij deze ene "toght" bleef.

Eindelijk liet hij zich - na enig beraad en overleg - "door het hardt aanstaan der Heeren beweegen." Hiermee zette Michiel Adriaenszoon De Ruiter, een bierdragerszoon uit Vlissingen, die als zeeman, koopvaarder en "Schipper naast God" een succesvolle carrière achter zich had maar die buiten de kring van zijn dierbaren geen grote bekendheid genoot, zijn eerste stap op de weg naar een nieuwe loopbaan, die hem tot de grootste militair ter zee zou maken die de wereld ooit kende.

» De Amsterdamse tijd (1655 - 1676)

Michiel de Ruyter - EendraghtOp de foto rechts zie je De Eendraght

Hij betrok met zijn gezin een pand aan het IJ, kijkend op de scheepswerven en het 's Lands Zeemagazijn, waar thans het Scheepvaartmuseum gevestigd is. Hij meed de fraaie, deftige herenhuizen aan de grachten, waar "zijns gelijken" de stadsbestuurders en patriciërs, zich gevestigd hadden, De Ruyter mag dan een vooraanstaand en aanzienlijk man geworden zijn, Grootburger van Amsterdam, hetgeen hem dezelfde status gaf als het stadsbestuur, in zijn hart was hij de eenvoudige Vlissingse jongen gebleven, die een afkeer had van hautain gedrag, en zich tussen. "De hooge Heeren" niet op zijn gemak voelde. Hij werd regelmatig op straat gezien, als hij te voet naar de kerk of naar de werven ging, en zijn huis was in vele opzichten naast woonhuis tevens een magazijn voor scheepsbenodigdheden.

» Bron

Deze informatie komt (met toestemming) van www.deruyter.org